‘Patiënten waarderen het dat wij hen als totaalmens zien'
Esther Klopper (37) is psychiater bij GGNet in Doetinchem en Zevenaar. Ze doet promotieonderzoek naar de samenhang tussen lichamelijke en psychische gezondheid van jongvolwassen patiënten in de specialistische ggz, iets dat landelijk én wereldwijd nog nauwelijks gedaan wordt bij deze specifieke doelgroep. ‘We hebben hier een wereld te winnen.’
“We weten dat mensen met een ernstige psychische aandoening vijftien tot vijfentwintig jaar eerder overlijden dan gemiddeld. En we weten ook dat de doodsoorzaak doorgaans niet de psychiatrische ziekte is, wat je zou kunnen denken, maar lichamelijk, zoals hart- en vaatziekten, infecties, obesitas of longaandoeningen. Onderzoek naar de relatie tussen lichamelijke en psychische gezondheid wordt vooral gedaan onder volwassenen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Mijn patiëntengroep – jongvolwassenen van 15 tot 24 jaar in de ambulante sggz – komt hierin tot nog toe niet aan bod. Daar zet ik mijn tanden nu in.”
Win-win
“Een voorbeeld: de klachten van een schildklieraandoening kunnen erg lijken op de symptomen van een depressie. Het kan dus gebeuren dat een patiënt maandenlang in behandeling is voor een niet bestaande depressie, terwijl de eigenlijke oplossing een schildkliermedicijn is. Je kunt je voorstellen hoe een behandeltraject dat maar niet aanslaat, doorwerkt op iemands mentale gezondheid. En ook voor de wachtlijsten in de ggz is het winst als mensen met een primair somatisch probleem niet in de ggz terechtkomen.
Een ander voorbeeld: jongeren met een angststoornis of depressie zijn geneigd zich in huis terug te trekken, waardoor ze nauwelijks nog buiten komen, met moeite voor zichzelf kunnen zorgen en vaak diverse lichamelijke klachten hebben. Zij lopen risico op vitaminetekorten en komen in een spiraal van inactiviteit terecht, wat hun futloosheid en somberheid verergert. Als we dit met een somatische screening, waarbij ook gelet wordt op de belangrijkste leefstijlfactoren, bij aanvang van de behandeling op het netvlies hebben, dan kunnen we daaraan in elk geval meteen wat doen en boeken we met de depressiebehandeling hopelijk sneller resultaat. Win-win.”
Allemaal samen
“De verantwoordelijkheid ligt bij ons allemaal: patiënt, ouders, huisarts, praktijkondersteuner, diëtist, fysiotherapeut, psycholoog, verslavingszorg … en ook de ggz. Stel, een jongen van 17 komt met zijn ouders bij mij omdat hij stemmen hoort, zich al tijden terugtrekt en niet meer naar school gaat. Dan kan ik een pil voorschrijven om die stemmen stil te krijgen, maar eigenlijk begint het dan pas. Want wat doen we met de overtollige kilo’s en het hoge cholesterol door het vele binnen zitten en ongezonde eten? Wat als hij dagelijks blowt? Wie legt hem en zijn ouders uit wat ze in gedrag kunnen veranderen om de stemmen weg te houden? Hoe bouwt de jongen zijn sociale leven weer op? Hoe moet hij omgaan met zelfstigma? Hoe kunnen zijn ouders hem daarbij helpen? Wie motiveert hem als het sporten niet lukt? Wie begeleidt hem in het gesprek met school of het zoeken naar een fijne werkplek? Samen in samenhang, daar gaat het om. Een multidisciplinair team van GGNet in combinatie met netwerkzorg is de sleutel tot een succesvolle behandeling.”
Op beide pootjes
“Veel van de jongeren die ik zie zitten in een verschrikkelijke rotfase – en dan druk ik me netjes uit. In hun beleving gaat alles mis. Dat wij hen als totaalmens zien, waarderen ze enorm. Wij luisteren met aandacht naar hun héle verhaal, over lichaam én psyche én sociale situatie. En omdat zij zich serieus genomen voelen, nemen ze ons serieus en krijgen wij hun vertrouwen. Zo leg ik mijn patiënten bijvoorbeeld heel duidelijk uit dat de medicatie die ik ze voorschrijf levensgevaarlijk kan zijn in combinatie met alcohol en drugs – adolescenten experimenteren hier vaak mee. Als zij zeggen dit niet te doen, vertrouw ik ze daarin. Ik wijs ze letterlijk en nadrukkelijk op hun eigen verantwoordelijkheid en de risico’s, maar laat de keuze bij hen. ‘Doordat jij niet zo liep te pushen, wist ik dat de keuze echt aan mij was. Daarom kon ik stoppen met blowen’, hoor ik weleens terug. En als ik dan zie dat zo’n jongen of meisje na verloop van tijd weer op beide pootjes staat, dan geeft me dat een enorme kick. Dat maakt dit werk zo mooi.”